Verdeling bitcoins en andere cryptocurrency bij echtscheiding of verbreking samenleving
Als echtgenoten, geregistreerde partners of samenlevers uit elkaar gaan, kunnen problemen ontstaan over de vraag hoe bitcoins en andere cryptomunten moeten worden verdeeld. Een voorbeeld van zo’n probleem heeft zich voorgedaan in een zaak waar Mitchel Schildwacht heeft opgetreden voor een van onze cliënten.
Lees hier de uitspraak.
In die zaak hebben partijen een affectieve relatie gehad, samengewoond en een samenlevingsovereenkomst gesloten. Ook hebben zij bitcoins en cryptomunten aangekocht voor € 20.000,– met ieder de helft inleg. De vrouw, onze cliënte, heeft de cryptowallets op haar naam gesteld. Partijen hebben de samenleving uiteindelijk verbroken en een convenant ‘verbreking samenleving’ gesloten, waarin onder meer de volgende bepalingen zijn opgenomen:
“Artikel 2. OVERIGE BESTANDDELEN VAN DE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST
2.1
Partijen zijn in artikel 2 lid 2 van de samenlevingsovereenkomst overeengekomen dat de partijen uit wiens vermogen goederen zijn betaald, die eigendom van de andere partijen zijn geworden, een onmiddellijk opeisbaar recht heeft op vergoeding ten bedrage van hetgeen aan zijn vermogen werd onttrokken.
2.2
Partijen zijn in dat kader overeengekomen dat de waarde van cryptomunten op het moment van feitelijke verdeling, bij helfte zal worden verdeeld. De verdeling zal plaatsvinden binnen een maand na ondertekening van het onderhavige convenant.
In weerwil van het convenant is niet de helft van de waarde van de cryptomunten binnen een maand na ondertekening van het convenant aan partijen uitbetaald. De vrouw heeft dus niet de helft van de waarde uitbetaald aan de man, aangezien zij de cryptowallets ter beschikking heeft gehad. Tegelijkertijd zijn de waarde van bitcoins en andere cryptomunten aanzienlijk gestegen, waardoor de man heeft gesteld aanspraak te kunnen maken op circa € 30.000,–, terwijl de vrouw heeft aangevoerd dat hem slechts een bedrag van circa € 3.000,– zou moeten toekomen uit hoofde van de verdeling. En aangezien de cryptokoersen verder stegen, had de man er belang bij dat de verdeling en uitbetaling zo laat mogelijk zou plaatsvinden.
Standpunt man
De man heeft de vrouw gedagvaard en gesteld dat over de verdeling van de waarde van de cryptovaluta in het convenant is afgesproken dat de feitelijke verdeling, dus de uitkering van de helft van de waarde, binnen een maand na ondertekening van het convenant zou plaatsvinden. En omdat die uitbetaling niet heeft plaatsgevonden, zou de waarde van de cryptovaluta moeten worden vastgesteld op de datum van de feitelijke verdeling, zijnde de datum waarop de rechter het vonnis tussen partijen zou uitspreken. In dat vonnis zou de verdeling moeten worden uitgesproken. De datum van het vonnis zou dan de peildatum zijn voor de waardering van de bitcoins en cryptomunten.
Het standpunt van de man zou ertoe moeten leiden dat hij nog ongeveer € 30.000,– zou ontvangen van de vrouw.
Standpunt vrouw
De vrouw heeft ten aanzien van de verdeling van de waarde van de cryptovaluta aangevoerd dat partijen in het convenant hebben afgesproken dat de waarde van de cryptocurrency op het moment van feitelijke verdeling bij helfte wordt verdeeld, en dat deze feitelijke verdeling zou plaatsvinden binnen een maand na ondertekening van het convenant. Partijen hebben daarmee een peilmoment voor de waardering afgesproken, waarbij geldt dat partijen nog steeds aan deze afspraak uitvoering kunnen geven. Uit het convenant volgt dat partijen nog altijd nakoming van deze afspraak kunnen vorderen, aldus onze cliënte. De vrouw heeft daarnaast aangevoerd dat de cryptomunten al feitelijk zijn verdeeld: partijen hebben afgesproken dat de vrouw de bitcoins en cryptocurrency zou houden en de man een geldvordering op de vrouw zou krijgen. Deze afspraak strekt er toe te voorkomen dat de man belang heeft bij een stijgende koers van de cryptomunten.
Het standpunt van de vrouw zou ertoe moeten leiden dat de man nog ongeveer € 3.000,– zou ontvangen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen het erover eens zijn geweest dat het hun bedoeling was om de bitcoins en cryptomunten aan de vrouw toe te bedelen tegen vergoeding van de helft van de waarde aan de man. Verder staat vast dat sinds de beëindiging van de samenleving de vrouw de cryptomunten feitelijk al in haar bezit heeft, omdat de cryptowallets op haar naam staan en zij die in beheer heeft. Dat betekent dat op grond van artikel 2.2 van het convenant de man alleen nog een vordering heeft op de vrouw tot vergoeding van de helft van de waarde van de cryptomunten. De rechtbank heeft daarin het standpunt van de vrouw gevolgd.
Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat partijen met artikel 2.2 van het convenant kennelijk hebben bedoeld om die afrekening plaats te laten vinden binnen een maand na ondertekening van het convenant op basis van de waarde op dat moment. In de enkele omstandigheid dat die afrekening nog niet heeft plaatsgevonden, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om bij de bepaling van de waarde van de bitcoins en cryptomunten uit te gaan van de datum van dit vonnis, zoals de man heeft gewild. De feitelijke verdeling hoefde immers niet meer plaats te vinden. De cryptomunten zijn al overeenkomstig de bedoeling van partijen in het bezit gesteld van de vrouw.
Artikel 2.2 van het convenant moest daarom zo worden begrepen dat partijen hebben bedoeld bij de waardebepaling uit te gaan van een peilmoment dat is gelegen binnen uiterlijk een maand na ondertekening van het convenant. Dat de afrekening niet heeft plaatsgevonden binnen die maand is volgens de rechtbank ook toe te rekenen aan de man, omdat hij voor het einde van die maand bij de vrouw geen aanspraak heeft gemaakt op uitbetaling van de helft van de waarde van de cryptomunten. De rechtbank heeft het daarom redelijk gevonden om bij de waardebepaling van de cryptomunten uit te gaan van de gemiddelde waarde over de maand na ondertekening van het convenant, zoals de vrouw heeft voorgesteld.
De vrouw is aldus in gelijk gesteld.
Vragen
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Mitchel Schildwacht.
Over Mr. M. Schildwacht
Mitchel is partner en advocaat voor ondernemers en particulieren op het gebied van het arbeidsrecht, ondernemingsrecht en vastgoedrecht. De werkwijze van Mitchel kenmerkt zich door eerlijkheid en daadkracht in een proactieve samenwerking met zijn cliënt. Hij behandelt zijn zaken met expertise en een vooraf met zijn cliënt afgesproken strategie.
Bekijk profielHeeft u een kwestie of een vraag?
Bel 06 – 528 659 02 of laat uw gegevens achter
Meer over familierecht
Schriftelijke aanwijzing vanuit de GI
Op het moment dat er een ondertoezichtstelling is uitgesproken kan de gecertificeerde instelling (verder: GI) een schriftelijke aanwijzing afgeven. Artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek regelt de schriftelijke aanwijzing. Wat […]